Westvlaamsche Uitspraakfouten

en hun Genezing (1940)

 

Art. I. - DE KLANKEN


De AA


§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

In alle Westvlaamsche dialecten, enkele kleine eilandjes uitgezonderd (Vlamertinge, Watou ... ), zweemt de lange aa naar de oa : voader voor vader. - Dikwijls ook, vooral vóór de n, wordt de aa op een erbarmlijke wijze tot een tweeklank misvormd : aaen voor aan. De mond wordt scheef getrokken, en wordt niet gesloten bij het eindgeruisch, zooals het zou moeten zijn.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.

De aa moet zeer zuiver uitgesproken worden. Daartoe moet de mondholte hoog, als 't ware trechtervormig, geopend worden, zoodat de uitstroomende lucht tegen de wortels van de boventanden gebroken wordt. De tanden een vingerbreed van elkaar ! De mondhoeken eenigszins naar achteren toe.

§ 3. De genezing.

We verwijzen naar de boeken met uitspraakoefeningen ; we beperken ons hier tot het aangeven van de genezing van onze specifiek Westvlaamsche fouten.

De eerste fout kan vooral verholpen worden door goed op den mondstand te letten en den aa-klank rustig zingende aan te houden met hoog-open mond. - De tweede wordt zeer moeilijk afgeleerd : houd de aa zingende aan en sluit dan plots af met een duidelijk neusgeruisch ; ondertusschen waakt ge er op, dat de mondstand niet gewijzigd wordt. Let er ook op, dat de mond niet enkel breed-open, maar ook hoog-open moet staan. Den mondstand niet wijzigen (Berquin p. 9)



De IE en OE.

§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

De ie-klank wordt bijna altijd lang aangehouden, ook waar hij kort zou moeten zijn, zooals in ziek en lied, of halflang, zooals in lief. Daarbij wordt de ie-klank, die enkelvoudig is, vóór r misvormd tot een soort tweeklank door het toevoegen van een doffen overgangsklank, een glijder. Aldus wordt « dier » uitgesproken als « dieer ».
- Hetzelfde geldt voor den oe-klank : « boer » klinkt als « boeer »,

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.

De ie-klank is doorgaans kort, (maar is toch niet heelemaal gelijk aan het Westvlaamsch van bijt = byt).
De achtertong moet hooger zijn in bied dan in byt.
De ie is halflang vóór f. Slechts lang vóór r.
- Ziek, lied, vies ... kort ;
- dief, lief, gerief ... halflang
- mier, bier, hier ... lang.
Hetzelfde voor den oe-klank.
- Boek, snoes, boet ... kort
- droei, loei, boel ... halflang
- boer, koer, stoer ... lang.
Dus doorgaans kort ; halflang vóór j en l ; slechts lang voor r.

§ 3. De genezing.

Om de ie kort te leeren uitspreken, kan men vertrekken van de korte Westvlaamsche uitspraak van ij. B.v, « 't is e typ(e) ! » ; dan overgaan tot « diep », dat voller en een weinigje langer moet klinken dan « typ ».
Om een enkelvoudigen klank te bekomen, houdt men den ie-klank lang aan al zingende en beëindigt men hem plots met de r : zoo wordt het glijden ontleerd en ook het vormen van een tweeklank. - Evenzoo voor oe. (Berquin p. 11)

De EE en 00.

§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

Hier treffen we nagenoeg dezelfde fouten aan als voor de ie en de oe. De ee en oo, die tot tweeklanken verdraaid worden, noemen we de scherplange ee en oo. In het Brugsch wordt ee als è uitgesproken : « menère » voor « mijnheer » ; eveneens in enkele andere dialecten, vooral aan de kust.

§ 2. De genezing.

Goed den mondstand bestudeeren. Dan dezelfde methodes toepassen als voor ie en oe. (Berquin, p. 13)


DE VOORKLANKEN.


§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

De klank i van lip, de e van bed en de u van dun zijn drie voorklanken, die bij ons zeer slecht uitgesproken worden. De mondopening is veel te groot ; deze klanken worden te veel naar achteren in den mond gevormd ; de tongverheffing is te gering ; er is te weinig spanning, vooral op de lippen. Met zoo'n mondstand is het natuurlijk glad onmogelijk de juiste uitspraak te bereiken. Daarom zeggen we « béde » voor bed (vooral te Kortrijk !), enz.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.

Deze drie klanken zijn voorklanken, die dus maar een kleine resonantieruimte mogen hebben vooraan in den mond, en zijn daarbij altijd kort.

§ 3. De genezing.

Een eerste methode zal bestaan in het verbeteren van den mondstand :
- den mond bijna niet open doen ;
- de lippen nauwelijks van mekaar verwijderen ;
- de tong meer naar achteren verheffen ;
een zekere spanning in den mond verwekken.
Een tweede weg kan beproefd : men kan uitgaan van een verwanten mondstand. Zoo is de mondstand van i verwant met dien van ee.
Zeg dus in één uitademing : dee-di, deek-dik... De e is eveneens met ee verwant : wee-wè, weet-wet.... De u is verwant met eu : deu-du, deun-dun. (Berquin, p. 14)


Art. II.    DE TWEEKLANKEN.


§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

Het misvormen van de tweeklanken is typisch voor sommige dialecten, o. m. het Brugsch : pauw wordt nagenoeg puw. De ij en de ou worden ook slecht uitgesproken in dit deel van de provincie West-Vlaanderen, dat eigenlijk Oostvlaamsch taalgebied is. Die twee gebreken zijn moeilijk af te leeren.
In gansch West-Vlaanderen worden zeer weinig tweeklanken gebruikt in het dialect. Dit is ten andere één van de typische eigenaardigheden van het Westvlaarnsch : « Mien oed uus » voor « Mijn oud huis », drie enkelvoudige klanken in plaats van drie tweeklanken. Ook ei wordt zeer dikwijls ee : wee, geete.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.
Eerst hoort ge een duidelijken enkelvoudigen klank, dan een halfklank. In « dauw » wordt eerst een o gehoord,-zooals in tol, daarna een w. In « bij » wordt eerst een è gehoord. zooals in bec (Fr.), dan een j.

§ 3. De genezing.
Houd den enkelvoudigen klank een tijdlang zuiver aan, al zingende, en beëindig hem dan plots met den halfklank. (Berquin, p. 16)


Art. III -. DE GERUISCHEN.


De CH


§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

De Westvlaamsche ch komt van uit de keel en wordt in sommige gebieden omzeggens niet uitgesproken (Tielt, Wingene ... ), maar vervangen door een soort glottisslag : la'en voor lachen ; li'aam voor lichaam.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.

De ch (= de Grieksche X) wordt gevormd door wrijving van de lucht tusschen het zacht gehemelte en de gewelfde achtertong.
Op deze plaats worden vier spraakgeluiden gevormd
- de Nederlandsche g, van giet ;
- de Nederlandsche ch, van lachen
- de Nederlandsche k, van kat ;
- de Fransche g, van garçon (ook in het Nederlandsch gehoord in zakdoek).
Welk is dan het onderscheid tusschen deze vier spraakgeluiden ?
1.    De Nederlandsche g en ch zijn schuringsgeruischen, d. i. geruischen, waarbij de lucht schuurt langs de organen (zacht gehemelte en gewelfde achtertong). Deze geruischen kunnen voorbereid worden.
a)    de g is stermhebbend, d. i. gaat gepaard met trillingen in de stembanden ;
b)    de ch is stemloos, d. i. gaat niet gepaard met trillingen.
De articulatie- of vormingsplaats bij de twee is nagenoeg dezelfde.

2.    De Nederlandsche k en de Fransche g zijn ontploffingsgeruischen, d. i. geruischen, waarbij de organen (zacht gehemelte en gewelfde achtertong) plots van mekaar afgestooten worden, omdat de lucht de afsluiting plots doorbreekt, hetgeen met een kleine ontploffing of explosie gepaard gaat.
a) de Nederlandsche k is sternloos
b) de Fransche g is sternhebbend.
Maar ook hier is de vormingsplaats nagenoeg dezelfde. Van deze gegevens moet men zich goed rekenschap geven, als men een doelmatige genezing wil.

§ 3. De genezing.

De ch moet meer naar voren gebracht worden. Ten andere, iedereen spreekt soms de ch goed uit. Als ge de korte zinnetjes zegt : ik lach, ik lag,.ik lig, ik lieg, 't is leeg, op den burg,... dan hoort ge op het einde een ch. Ge kunt dus de ch goed uitspreken. Toch moeten wij er op wijzen, dat ook dit eindgeruisch, zooals alle eindgeruischen bij ons, tamelijk slordig uitgebracht wordt.
Het is volstrekt noodig de ch goed in te oefenen, wilt ge de sch-groep goed leeren uitspreken. (Berquin, p. 17-18)


De K


§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

In sommige gebieden van West-Vlaanderen, het meest in het Noord-Oosten, wordt de k middenin een woord zeer slecht uitgesproken en vervangen door een glottisslag : wekken wordt we'en, bakker wordt ba'er.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.
juist boven hebben wij de vormingsplaats van de k aangetoond, nl. tusschen gewelfde achtertong en het zacht gehemelte.

§ 3. De genezing.

Uitgaan van de k, die doorgaans goed uitgesproken wordt achteraan in het woord. Daarna de laatste lettergreep afgescheiden toevoegen. (Berquin, p. 20)



De SCH - groep

§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

We kunnen vier gebieden onderscheiden.

wvuits2.jpg
1. Het Westen bij enkelen klinkt sch als de Fransche ch van chaud.
Aldus klinkt « geschoten » als « èchootn » ; dit is vooral het geval in het Zuid-Westen (ook in Fransch-Vlaanderen).

Elders in het Westen wordt een lang aangehouden dubbel geruisch gehoord, de zoo karakteristieke Veurn~e-Ambachtsche sch.

2. Het Noord-Oosten  : een sisklank met plotse onderbreking of glottisslag.
« Sckie'ten » wordt «s'ieten ».

3. Het Kortrijksche, d. i. de streek, die nagenoeg als grenzen heeft : in het Noorden Tielt, in het Oosten Oost-Vlaanderen, in het Westen Meenen en Roeselare. Sch klinkt als sk. «Schieten» wordt «skieten ».

4. Het overige, d. i. de middenstrook, die loopt van de Zeekust naar het Zuiden en dan het Zuid-Westen beneden Poperinge.  Sch wordt min of meer goed uitgesproken.

In geen enkel Westvlaamsch dialect vinden we een juist uitgesproken sch.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.

We laten hier buiten spraak de sch, die uitgesproken wordt als een eenvoudige s, als in de woorden : visch, menschen. Het gaat hier over het samengestelde geruisch sch. De geschreven groep sch beantwoordt aan twee wel onderscheiden geruischen a) eerst wordt een s gehoord, zooals in sier,
b) vervolgens een ch (uitspreken als de Grieksche X), zooals in lachen.
De groep sch beantwoordt dus, niet aan een enkelvoudig geruisch, maar aan een dubbel geruisch.

§ 3. De genezing.

Als hoofdprincipe stellen we voorop : de moeilijkheid moet verdeeld worden. Aangezien sch uit twee geruischen bestaat, laten we ons eerst oefenen in de uitspraak van het eerste geruisch, s. en dan in de uitspraak van het tweede, ch. Iedereen kan de s goed uitspreken, uitgenomen de lispelaars. De goede uitspraak van de ch kan aangeleerd (zie boven). Wanneer wij er toe gekomen zijn de twee elementen goed uit te spreken, zullen we ons dan beijveren om de verbinding s + ch goed te doen.
Een verdere splitsing van de moeilijkheid zal hierin bestaan, dat we eerst sch goed leeren uitspreken buiten alle verbindingen met andere geruischen, b.v. schieten ; daarna in verbindingen, b. v. schrijven, overschrijven ... (Berquin, p. 20-22)



De G.


§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

Het Westvlaamsch kent de goede uitspraak van de g niet. Daarom kost het ons zoo'n moeite die aan te leeren. Maar het moet en het kan.
We spreken de g slecht uit, omdat we die niet vormen op de plaats, waar ze moet gevormd worden. Onze g komt van veel te diep. De Westvlaamsche g wordt gevormd in het strottenhoofd door wrijving van de lucht tegen de wanden van de stemspleet (op de plaats waar de h waarschijnlijk gevormd wordt), of ook door wrijving tegen den achterkeelwand. Het gevolg is. dat onze Westvlaamsche g bijna de Nederlandsche h is.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.

De g van het Nederlandsch wordt gevormd door schuring of wrijving van de lucht, die uit de longen komt, tusschen het zacht gehemelte eenerzijds en de gewelfde achtertong anderzijds (zie hetgeen gezegd werd over de ch).

§ 3. De genezing.

Het eerste, dat moet gedaan worden, is zich bewust maken, waar de g juist moet gevormd worden. M. a. w. eerst moet de g ontdekt worden. Dat is het voornaamste. Dit kan geschieden op velerlei manieren : men kan uitgaan, ofwel van het feit dat g aan het zacht gehemelte gevormd wordt, ofwel van het feit, dat ze stemhebbend is, ofwel van het feit, dat ze in nauwe betrekking staat met k, ch en de Fransche g. ofwel ook door uit te gaan van de groep « gde ».
Eens de Nederlandsche g ontdekt, moet inoefening volgen. (Berquin, p. 26)



De H.


§ 1. De toestand in West-Vlaanderen.

In ons dialectisch spraakgebruik wordt geen h gehoord, waar het Nederlandsch er een schrijft. « In den hemel » luidt als « in den emel ».
Wanneer we dan Nederlandsch praten, spreken we zeer dikwijls een h uit, waar er geen mag gehoord worden, en laten we die wegvallen, waar ze moet uitgesproken worden. Zoo zal een student wel eens zeggen of lezen : « Door alle heeuwen een ». Daarbij, onze h is doorgaans te zwaar.
De Westvlaming, die zich beijvert om Nederlandsch te spreken, spreekt ook te veel uit naar de geschreven letter. Aldus zal hij zelfs de h laten hooren in het begin van de woordjes hun, hen, haar, hij, hem.... terwijl het Nederlandsch in die woordjes de h dán slechts laat hooren, wanneer ze den nadruk krijgen : « Dit huis is noch van hém, noch van háár ; het is het ónze ». Dat zijn de drie hoofdfouten.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.
Om goed Nederlandsch te spreken moeten we overal de h uitspreken, waar die geschreven staat.
Er zijn twee uitzonderingen :
a) de h wordt niet gehoord in enkele woorden thuis, thans, mijnheer, boterham, thee, rhythme...
b) ook niet in het lidwoord het en in het voornaamwoord : hij, hem, het, haar, ben, tenzij de nadruk gelegd wordt op dit lidwoord of voornaamwoord.

§ 3. De genezing.

De vormingsplaats van de h is het strottenhoofd : de lucht schuurt tegen de wanden van de stemspleet. De h komt dus van tamelijk diep, Wij, Westvlamingen, kunnen de h uitspreken. Als wij op zijn Westvlaamsch de woordjes God, Brugge... uitspreken, dan laten wij daaromtrent een h hooren, waar de g geschreven staat. God spreken wij uit als hod. Brugge als Bruhe.
Een voor de hand liggend geneesmiddel zal dus hierin bestaan : dat we overal, waar in het Nederlandsch h moet staan, een Westvlaamsche g laten hooren.
wvuits3.gif
De schrijvers geven nog andere middeltjes om een goede h te leeren vormen, o. m. de brandende kaars. Houd die op een afstand van een handpalm van den mond ; zeg : « aan - haan - gaan » ; bij « aan » zal de vlam onbeweeglijk blijven ; bij « haan » zal ze licht neerslaan ; bij « gaan » zal ze volledig neerslaan en zelfs uitgeblazen worden.
Nog een ander middel : doe als iemand, die een spiegel wil beademen en voeg na die beademing een klank ; maar zoo'n h is wat overdreven en moet dus verbeterd worden.
(Berquin, p. 30-31)


De NG.


§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

Het is wonder, hoe bijna alle onderdialecten van het Westvlaamsch de ng bezitten, en hoe toch veel Westvlamingen, die Nederlandsch willen spreken, de ng op twee manieren mis uitspreken :
a) te midden het woord wordt de ng-groep soms als twee geruischen gehoord i. pi. v. één enkel : zingen wordt dan zin-gen (vooral in het Zuid-Oosten) ;
b) op het einde van een woord wordt de ng als k gehoord (algemeen verschijinsel in het dialect) : koning wordt uitgesproken als konink. Soms wordt op het einde nch geplaatst, doch eerder zelden.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.

De ng beantwoordt altijd aan één enkelvoudig neusgeruisch. De achtertong is gewelfd tot tegen het zacht gehemelte. De luchtstroom ontsnapt door de neusholte.

§ 3. De genezing.

Ga uit van onomatopeeën, die in het dialect bestaan. Een ander middel : onderbreek woorden met nk tusschen de n én de k ; het geruisch, dat beantwoordt aan de n is eigenlijk geen n, maar een ng. (Berquin, p. 34)



De L.

§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

Onder den invloed van het dialect, dat op vele plaatsen mé(é)k zegt voor melk, bó(ó)ke voor balk, hebben wij soms moeite om in ons Algemeen Beschaafd de l in bepaalde posities goed uit te spreken. Dat gebeurt het meest vóór een geruisch, o. m. vóór de k, volk, verwelken... en vóór de s, hulsel, Pilsen...

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.
Bij de l kleeft de tongpunt als het ware een moment aan het harde gehemelte. (Spreek eens duidelijk bal uit). Als wij mé(é)k zeggen, is daar geen kwestie van.

§ 3. De genezing.
Eerst oefenen met l achteraan ; dan vóór een moeilijk geruisch, desnoods met tusschenvoeging van een doffe e. (Berquin, p. 36)



SLAPPE ARTICULATIE. - EINDARTICULATIES.

§ 1. De toestand in West-Vlaanderen.

Enkele kleine gewesten uitgezonderd (b.v. het Brugsche) articuleeren wij veel te weinig. Onze lippen liggen slap ; de mondstand is niet voldoende ; bijna geen spierenbeweging.
Deze fout komt nog het sterkst naar voren bij de eindarticulaties, geheel in het bijzonder bij de uitspraak van de eind-en : loopn, komn, beestn. In bepaalde streken zelfs laat men bijna alle eindgeruischen weg (b.v. in het Kortrijksche).

§ 2. De juiste Nederlandsche uitspraak.

Doorgaans worden alle geruischen gearticuleerd, ook de eindgeruischen.
Tegenover de eind-en kunnen twee houdingen aangenomen worden :
- ofwel kan men als regel nemen : elke eind-en wordt uitgesproken ;
- ofwel kan men zich houden aan een anderen regel : over 't algemeen wordt de eind-en niet uitgesproken, drie gevallen uitgezonderd :
  wanneer de eind-en vóór een klank staat oogen ope(n);
  in geijkte uitdrukkingen : ten, beste, ten uwen gerieve ;
  in plechtige taal.
Die laatste manier van doen wint meer en meer veld, maar klinkt voor Westvlaamsche ooren soms gemaakt.

§ 3. De verbetering.

Alle Westvlamingen, die goed Nederlandsch willen spreken, moeten ARTICULATIEOEFENINGEN doen. (Berquin, p. 37)



Art. IV. - DE ASSIMILATIE.

§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen.

In het Nederlandsch, zooals in de 'andere talen, beinvloeden de gesproken woorden of woorddeelen mekaar, wanneer ze naast mekaar komen te staan. Deze beïnvloeding wordt assimilatie genoemd.
In het Westvlaamsch komt de assimilatie niet altijd overeen met de Nederlandsche.
a) de Nederlander zegt : Goddezoon (een d wordt gehoord, maar slechts ééne) ; wij zeggen : Gottezoon (een t). - Besluit : vóór een d hebben wij zeer dikwijls een foutieve assimilatie ; dit gebeurt het meest, wanneer een t vóór een d komt (zitdag), of twee dd's samenkomen (God de Zoon)
b) de Nederlander zegt : waarom weent (h)et meisje ? (er wordt een t gehoord) ; wij zeggen : waarom weend het meisje ? (er wordt een d gehoord).
- Besluit : de vervoegings-t van de werkwoorden assimileeren wij mis met (h)et, (h)ij, ie en er, die er op volgen ;
c) omdat wij, Westvlamingen, de h niet aanblazen, hebben we soms een foutieve assimilatie vóór de h : daghuur ('t moet zijn dachhuur), bandhond ('t moet zijn banthond).
Er zullen misschien wel nog gevallen zijn, waar wij mis assimileeren ; de bovenvermelde zijn toch de meest in het oog springende.
Merk nochtans wel op, dat we doorgaans juist assimileeren en dat het dus volstrekt mis zou zijn, moesten we willen naar de geschreven letter spreken en zeggen b.v. « dag vriend », waar het moet zijn : « dachfrient ». Doorgaans kunnen we dus onze toevlucht nemen tot het dialect om ons te vergewissen, hoe we, moeten assimileeren.

§ 2. De goede Nederlandsche uitspraak.

Hier kunnen we moeilijk volledig de assimilatieregels geven. We formuleeren enkel drie regeltjes, om die te stellen tegenover de drie Westvlaamsche fouten :
1 - vóór b en d wordt altijd de stemhebbende gehoord (geen t, maar d ; geen p, maar b ; geen s, maar z...);
2.    de vervoegings-t van de werkwoorden wordt als t gehoord vóór de woordjes : (h)et, (h)ij, ie en er
3.    vóór de h worden enkele geruischen stemloos.
-Voor de volledige assimilatieregels verwijzen wij naar de volledige handboeken.

§ 3. De genezing.

Oefeningen.   (Berquin, p. 38-39)
 

  wvuits1.jpg

Quoted from: K. Berquin, Westvlaamsche Uitspraakfouten en hun Genezing, 1940, Torhout, Firma Becelaere, 41 pp


 
The webmaster declines all responsibility for the dangerous instruction methods, as recommended by Mr. K. Berquin at the time (1940).
This page is created as illustration for our pages about languages spoken in Belgium (and just over the border)
Created on 2003-01-05, relocated to the Combell server on 2020-10-25
Some texts may be affected by copyrights and eventually need to be removed from this server in the future
© Roger Thijs, Euro-Support, Inc.